Protocol kinderopvang en COVID-19 (versie 29 november 2021)
Het protocol dient als handreiking voor de kinderopvangsector bij het werken in tijden van COVID-19 en vormt een vertaling van de richtlijnen van het RIVM naar de specifieke situatie van de kinderopvang.
Inleiding:
Dit protocol is opgesteld door de Brancheorganisatie Kinderopvang, de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang en de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang, BOinK, in samenspraak met SZW en in afstemming met Voor Werkende Ouders en FNV. Het protocol dient als handreiking voor de kinderopvangsector bij het werken in tijden van COVID-19 en vormt een vertaling van de richtlijnen van het RIVM naar de specifieke situatie van de kinderopvang.
Het RIVM heeft een Generiek kader Kinderopvang en scholen (0-12 jaar) | RIVM opgesteld waarin de maatregelen van de Rijksoverheid en de adviezen van het OMT en het RIVM voor kinderopvang en onderwijs om de verspreiding van COVID-19 zoveel mogelijk te voorkomen worden gebundeld. In dit protocol Kinderopvang zijn de maatregelen opgenomen zoals die gelden voor de kinderopvang, de adviezen uit het Generiek Kader zijn in dit protocol verwerkt.
Een houder maakt op basis van dit protocol per locatie een specifieke uitwerking, waarin zij de concrete maatregelen en acties voor de locaties beschrijven. Houders communiceren de maatregelen en acties naar ouders, medewerkers en waar mogelijk naar kinderen en bespreken deze waar vereist met de oudercommissie en personeelsvertegenwoordiging. Ook de aanpassingen worden gecommuniceerd.
Het protocol kinderopvang & COVID-19 is geen wet of formele regeling, maar een service naar de kinderopvangsector waarin de geldende (wettelijke) maatregelen en (hygiëne) richtlijnen worden samengevat. Wel zijn er maatregelen in dit protocol opgenomen die (ook) een juridische grondslag
hebben, bijvoorbeeld in de Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 (deze maatregelen zijn vetgedrukt in het protocol), of die raken aan het Veiligheids- en gezondheidsbeleid uit de Wet kinderopvang.
Het is de kinderopvangondernemer (houder of gastouder) zelf die in samenspraak met de ouders (oudercommissie) en medewerkers (personeelsvertegenwoordiging) beslist hoe maatregelen op een locatie worden geïmplementeerd.
Het arbobeleid in een bedrijf of instelling staat of valt met een goede Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) door het bedrijf. Onderdeel hiervan is het opstellen van een aanpak om risico’s te voorkomen, vermijden of de gevolgen te beperken. Omdat alle bedrijven en instellingen met werknemers conform de Arbowet een RI&E hebben, dient een houder voorafgaand aan voortzetting of hervatting van werkzaamheden het protocol om te zetten en waar nodig te concretiseren in zijn RI&E. Iedere kinderopvangorganisatie dient een preventiemedewerker aan te stellen. Deze werkt actief aan het bevorderen van de veiligheid en gezondheid binnen de organisatie. Voor meer informatie zie Preventiemedewerker – RI&E.
Dit protocol kan worden aangepast naar aanleiding van ervaring uit de praktijk of wijzigingen in de richtlijnen van het RIVM. De Rijksoverheid communiceert over dit protocol via www.rijksoverheid.nl en Kinderopvang | Rijksoverheid.nl.
Algemene maatregelen:
De kinderdagopvang (KDV 0-4 jaar), de Buitenschoolse Opvang (BSO 4-12 jaar) en de gastouderopvang (0-12 jaar) zijn regulier geopend.
De laatste versie van de adviezen van het RIVM zoals opgenomen in het Generiek kader Kinderopvang en scholen (0-12 jaar) | RIVM is het uitgangspunt van alle maatregelen, aangepast voor de kinderopvangsector. De volgende algemene maatregelen zijn van kracht en nemen kinderopvangorganisaties in acht:
1. Afstand houden.
- Tussen kinderen onderling hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard te worden.
- Tussen personeelsleden/gastouders en kinderen hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard worden.
- Tussen personeelsleden onderling moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden1, bewaar ook in de gemeenschappelijke ruimtes (pauzeruimte, vergaderruimte, gangen, toiletten) 1,5 meter afstand.
- Tussen personeelsleden/gastouders en ouders moet altijd 1,5 meter afstand bewaard worden.
- Houd je bij de school tijdens het halen van de BSO-kinderen aan de maatregelen die de school heeft getroffen.
2. Hygiënevoorschriften.
Onderstaande punten zijn een aanvulling op de standaard hygiënemaatregelen in de kinderopvang en op scholen. Zie ook de Hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang | RIVM.
- Zorg dat zowel medewerkers als kinderen een goede handhygiëne kunnen aanhouden. Zorg voor water en zeep. Faciliteer het handen wassen in ieder geval: bij aankomst op opvang of school, na het buiten spelen, voor het (klaarmaken van) eten, na toiletbezoek, na contact met dieren en bij vieze of plakkerige handen. Een alternatief voor handen wassen met water en zeep kunnen reinigingsdoekjes voor de handen zijn. Zie ook Hygiëne en COVID-19 | RIVM.
- Communiceer over de hygiënemaatregelen en laat iedereen deze zo nauwkeurig mogelijk opvolgen: zit niet met je handen aan je gezicht, schud geen handen, hoest of nies in je elleboog en gebruik papieren zakdoekjes om je neus te snuiten en gooi deze daarna weg.
- Zorg voor instructies om de (jongere) kinderen te helpen met het goed leren handen wassen en hoest- en nieshygiëne aan te houden.
- Maak handcontactpunten zoals deurklinken, touchscreens (die meerdere personen aanraken) en spelmateriaal meerdere keren per dag schoon met schoonmaakdoekjes of met water en zeep (bijvoorbeeld allesreiniger).
- Zorg dat medewerkers over een eigen eetgelegenheid/pauzeruimte/ toilet(ten)/etc. beschikken waar zij hygiënemaatregelen kunnen opvolgen.
- Zorg voor voldoende (hand)zeep en papieren handdoekjes in de toiletten.
- Maak na iedere werkdag de ruimte/voorziening goed schoon volgens het reguliere schoonmaakprotocol. Maak één of meerdere personeelsleden verantwoordelijk voor de uitvoering van deze hygiënemaatregelen.
Medewerkers in de kinderopvang zijn voor hun werkzaamheden uitgezonderd van de wettelijke 1,5 meter maatregel. Indien het niet noodzakelijk is voor de werkzaamheden geldt wel het dringende advies om 1,5 meter afstand te houden van collega’s en ouders.
Reinig je handen met water en zeep. Zo kun je ziektewekkers verwijderen. Wees terughoudend met het gebruik van handdesinfectiemiddelen bij kinderen vanwege het gevaar van vergiftiging door inname van deze middelen.
3. Ventilatie en binnenklimaat
- Zorg ervoor dat de ventilatie in ieder geval voldoet aan de regelgeving (Bouwbesluit), Arbo catalogi en geldende richtlijnen, zie RIVM binnen-buitenmilieu-kdv-psz-bso.
- Zorg voor voldoende ventilatie door of ramen op een kier te zetten, of via roosters of kieren, of met mechanische ventilatiesystemen.
- Lucht groeps- en opvangruimtes en andere ruimtes elke dag regelmatig. Doe dat niet als er meerdere mensen in de ruimte aanwezig zijn. Doe dit bijvoorbeeld vóór aankomst van de kinderen of tijdens het buitenspelen door de ramen en deuren 10 à 15 minuten tegenover elkaar open te zetten.
4. Besmetting op locatie
In het geval van een positieve besmetting onder medewerkers of kinderen op een locatie wordt het scholenteam van de GGD geïnformeerd door de houder. Wanneer een persoon (kind of medewerker) positief is getest voert de GGD bron- en contactonderzoek (BCO) uit, zowel buiten als binnen de kinderopvang/school. De GGD komt, indien van toepassing, met adviezen of neemt de regie in de te nemen maatregelen.
Stel als opvang een eigen stappenplan (handelingsperspectief) op voor besmettingen of uitbraken op opvang, zie hiervoor het Generiek kader Kinderopvang en scholen (0-12 jaar) | RIVM. De houder kan dit stappenplan vooraf afstemmen met de GGD. Een format voor dit handelingsperspectief is te vinden via Kinderopvang | Rijksoverheid.nl
Houd voor het bron- en contactonderzoek een accurate registratie bij van de groepsindeling en presentie.
Vraag de ouders van een kind dat positief test of zij de kinderopvanglocatie en indien van toepassing ook de school informeren over de besmetting. De BSO-locatie en school kunnen onderling contact opnemen, met inachtneming van de privacyregels.
Het opstellen van een handelingsperspectief geldt niet voor gastouders. Wel kan het zo zijn dat een locatie voor gastouderopvang tijdelijk moet sluiten als gevolg van de quarantaineregels bij een besmetting op de locatie. Zie verder onder het hoofdstuk medewerkers en gastouders.
https://lci.rivm.nl/Handreiking-contact-en-uitbraakonderzoek-kinderen
Maatregelen voor kinderen:
1. Het thuisblijf- en testbeleid en het ‘snottebellenbeleid’ wordt zo spoedig mogelijk gewijzigd.
Voor kinderen van 4-12 gaat gelden dat zij met alle klachten passend bij COVID-19 thuis blijven, dus ook bij milde verkoudheidsklachten.
Kinderen van 0-4 jaar mogen wel naar de dagopvang:
- met verkoudheidsklachten (zoals loopneus, neusverkoudheid, niezen en/of keelpijn);
- als ze af en toe hoesten;
- met bekende chronische luchtwegklachten, astma of hooikoorts zonder koorts en/of benauwdheid;
- bij ontstaan van nieuwe klachten passend bij COVID-19 minder dan 8 weken na de eerste ziektedag (of testdatum bij een asymptomatisch infectie) van een bevestigde SARS-CoV-2-4 infectie. Zie hiervoor de richtlijn COVID-19, verdenking herinfectie
https://lci.rivm.nl/richtlijnen/covid-19#index_Maatregelen
Kinderen van 0-4 jaar mogen niet naar de opvang en moeten thuisblijven bij verergering van deze klachten met hoesten, koorts en/of benauwdheid, of als zij getest gaan worden en/of in afwachting zijn van het testresultaat. Ook mogen kinderen en medewerkers met milde verkoudheidsklachten niet naar de opvang als de klachten zich ontwikkelen nadat zij in contact zijn geweest met een op COVID-19 positief getest persoon. Dit geldt voor zowel immuun beschouwde als niet-immuun beschouwde personen.
Voor kinderen van 4-12 jaar die naar het primair onderwijs gaan en de buitenschoolse opvang of gastouderopvang gaan gaat zo spoedig mogelijk gelden dat zij met alle klachten passend bij COVID19 thuisblijven en getest worden, dus ook bij verkoudheidsklachten (zoals loopneus, neusverkoudheid, niezen en keelpijn). Als zij een negatieve testuitslag hebben kunnen zij weer naar de buitenschoolse opvang of gastouder.
Dit hoeft niet als kinderen af en toe hoesten of bekende chronische luchtwegklachten, astma of hooikoorts hebben zonder koorts en benauwdheid.
Kinderen van 0-4 jaar mogen niet naar de opvang als zij een huisgenoot hebben met COVID-19, maar mogen wel naar de opvang als zij een (overig) nauw contact (categorie 2) zijn van iemand met COVID-19. Tijdens de 10 dagen na het contact met de besmettelijke persoon is het advies om contact met personen met een verhoogd risico op ernstig verloop van COVID-19 te vermijden en om bij het ontstaan van (milde) klachten thuis te blijven en te testen via de GGD.
Zie voor meer informatie over COVID-19 en kinderen: https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/kinderen Zie voor de handreiking van het RIVM bij neusverkouden kinderen: https://lci.rivm.nl/langdurig-neusverkouden-kinderen
Voor het bepalen of een (verkouden) kind naar de kinderopvang/school mag, kan je gebruik maken van de beslisboom. Zie https://www.boink.info/beslisboom. De beslisboom is een vertaling van de regels van het RIVM. Deze is opgesteld door BOinK en AJN in samenwerking met het RIVM.
1. Quarantaineregels voor kinderen:
Kinderen moeten thuisblijven als zij:
- een huisgenoot met COVID-19 hebben
Een kind met een huisgenoot met COVID-19 moet:
- In quarantaine 10 dagen na het laatste contactmoment met de besmettelijke
persoon - Testen op dag 5 (bij een negatieve testuitslag mag het kind uit quarantaine)
- Testen bij klachten
- worden getest; het kind blijft thuis totdat de uitslag bekend is.
- een quarantaineadvies hebben na terugkomst uit het buitenland, zie: Quarantaine Reischeck COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Kinderen van 4 jaar en ouder moeten thuisblijven als zij:
- een overig nauw contact (categorie 2) zijn van iemand met COVID-19, behalve als het kind een immuun beschouwd contact is * (Nauwe) contacten van een kind binnen de kinderopvang vallen hier niet onder. Een kind hoeft dan niet in quarantaine, tenzij de GGD anders aangeeft. Dit geldt wel voor nauwe
contacten in de privésfeer, dus ook als een kind buiten de opvang (nauw) contact heeft met een positief getest kind.
Een kind van 4 jaar en ouder met een nauw contact met Covid-19 moet:
- In quarantaine 10 dagen na het laatste contactmoment met de besmettelijke
persoon - Testen op dag 5 (bij een negatieve testuitslag mag het kind uit quarantaine)
- Testen bij klachten
* Een kind wordt als immuun beschouwd als een kind minder dan 6 maanden geleden een bevestigde SARS-CoV-2 infectie heeft doorgemaakt. Een immuun beschouwd contact hoeft niet in quarantaine. Wel geldt het advies om te testen bij klachten en om te testen op dag 5 indien zij een
huisgenoot hebben met COVID-19.
Zie voor alle thuisblijf- en testadviezen voor kinderen het BCO protocol en de Handreiking contacten uitbraakonderzoek COVID-19 bij kinderen (0 t/m 12 jaar).
2. Testbeleid voor kinderen:
Alle kinderen van 0-12 jaar met klachten passend bij COVID-19 kunnen getest worden. In de volgende gevallen wordt testen van kinderen 0-4 jaar in ieder geval dringend geadviseerd:
- Het kind heeft naast verkoudheidsklachten ook koorts en/of is benauwd en/of hoest (meer dan incidenteel). Hierbij geldt: het kind laat zich testen en mag in principe bij een negatieve testuitslag weer naar de opvang.
- Het kind is ernstig ziek – adviseer ouders in die gevallen contact op te nemen met de huisarts; die kan adviseren om het kind te laten testen.
- Het kind heeft klachten die passen bij Covid-19 én is een huisgenoot (categorie 1-contact) van iemand die Covid-19 heeft.
- Het kind heeft klachten die passen bij Covid-19 (ook milde verkoudheidsklachten) én is een nauw contact of een overig contact (een categorie 2, of een categorie 3-contact op school of opvang) van iemand die Covid-19 heeft.
- De GGD het testen adviseert omdat het kind deel uitmaakt van een uitbraakonderzoek.
Dit geldt ook voor kinderen 4-12 jaar, met de toevoeging dat zij ook al een dringend testadvies hebben bij verkoudheidsklachten.
Als een kind niet getest wordt:
Een kind dat naast verkoudheidsklachten ook koorts heeft en/of benauwd is en/of hoest, en dat niet is getest, mag weer naar de kinderopvang of school als het 24 uur volledig klachtenvrij is.
In het geval van aanhoudende milde klachten* mag het kind weer naar de kinderopvang of school na 7 dagen nadat de klachten zijn begonnen, tenzij er nog een quarantaine-advies geldt. *Hieronder vallen verkoudheidsklachten (zoals neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn) en af en toe hoesten.
Zelftesten zijn minder betrouwbaar dan een PCR of antigeen test die door een professional wordt afgenomen. Een zelftest bij klachten is géén vervanging van een professioneel afgenomen PCR of Antigeen test bij de GGD. Een positieve zelftest moet daarom altijd bevestigd worden met een professioneel afgenomen PCR of Antigeen test bij de GGD.
Zie voor het testbeleid https://www.rivm.nl/coronavirus-covid-19/testen
Maatregelen voor ouders:
De houder kan een aantal maatregelen nemen die door de ouders in acht moet worden genomen. Stem af met de personeelsvertegenwoordiging. Informeer ouders en de oudercommissie en doorloop waar van toepassing de adviesprocedure met de oudercommissie. Onderstaand de belangrijkste maatregelen.
1. Organisatie van breng- en haalmomenten.
De breng- en haalmomenten zijn zo georganiseerd dat 1,5 meter afstand gehouden wordt tussen volwassenen. Communiceer deze maatregelen naar alle ouders. Voorbeelden van bijzondere maatregelen die mogelijk nodig zijn om 1,5 meter afstand te kunnen houden:
- Spreiding in haal- en brengmomenten.
- In etappes brengen van kinderen en/of ouders op locatie weigeren, tenzij dit noodzakelijk is. Als dit noodzakelijk is, beperk dan het maximum aantal ouders dat tegelijk naar binnen mag.
- Met inachtneming van de emotionele veiligheid kan de overdracht van het (jonge) kind van ouder naar pm’er, plaatsvinden op 1,5 meter afstand. Bijv. door een ouder het kind in een Maxi-Cosi, in een wipstoeltje of op een speelkleed te laten zitten/neer te leggen en afstand te nemen zodat de pm’er het kind kan oppakken.
- Lijnen aanbrengen (of andere afbakening) waarachter ouders moeten wachten.
- Kinderen onder begeleiding van de pm’er buiten laten ophalen.
- Oudere kinderen bijv. op het plein ophalen.
- Ouders dienen onderling 1,5 meter afstand houden, ook buiten.
- De houder kan overwegen, in overleg met de OC, om ouders en externen mondneusmaskers te laten dragen als zij de locatie betreden.
2. Ouders mogen niet naar de opvang in de volgende situaties:
- Een ouder mag kinderen niet zelf halen of brengen als er sprake is van corona-gerelateerde klachten en/of als de betreffende ouder wacht op de testuitslag.
- Als de testuitslag negatief is, mag de ouder wel weer brengen en halen.
- Als de testuitslag positief is of de ouder nog in quarantaine zit, mag de ouder het kind niet brengen en halen.
- Voor ouders die terugkeren uit een verblijf in het buitenland kan aan de hand van de quarantaine reischeck bekeken worden of quarantaine nodig of verplicht is, zie: Quarantaine Reischeck COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Voor iedereen van 70 jaar en ouder geldt het advies om contacten met kinderen tot en met 12 jaar te beperken en 1,5m afstand te houden.
Bij het bron- en contactonderzoek (BCO) wordt een persoon als immuun voor SARS-CoV-2 beschouwd als deze:
- 14 dagen of langer geleden een vaccinatieserie heeft afgerond* OF
- 14 dagen of langer geleden 1 vaccinatie heeft gekregen na een doorgemaakte SARS-CoV2-infectie OF
- 28 dagen of langer geleden het Janssen-vaccin heeft gekregen OF
- COVID-19 heeft doorgemaakt minder dan 6 maanden geleden.
Dit geldt in het kader van BCO ook voor immuungecompromitteerde personen. Iedereen die niet voldoet aan de criteria van immuun, wordt als niet immuun beschouwd.
Maatregelen voor medewerkers en gastouders:
Voor de medewerkers op de groep en gastouders gelden de volgende regels:
- Medewerkers moeten de gezondheidscheck doen voor aanvang van de werkzaamheden. Als een van de vragen met ‘ja’ wordt beantwoord, dan moet de medewerker thuisblijven en zich laten testen. Ook als een medewerker gedurende de dag klachten ontwikkelt, gaat de medewerker naar huis en laat zich testen.
- Testbeleid:
Iedereen kan zich met corona-gerelateerde klachten laten testen in de GGD teststraat. Het gaat om
(milde) klachten als:
- Hoesten;
- Verkoudheidsklachten (neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn), verhoging tot 38
graden of koorts (vanaf 38 graden); - Benauwdheid
- Plotseling verlies van reuk en/of smaak.
Totdat de uitslag van de test bekend is blijft de medewerker thuis. In geval van een gastouder ontvangt deze in afwachting van de testuitslag geen kinderen of andere volwassenen thuis.
Zie voor het maken van een corona testafspraak: Corona testafspraak maken | Coronavirus COVID19 | Rijksoverheid.nl
Voorrang bij teststraat GGD:
Medewerkers in de kinderopvang (pedagogisch medewerkers en gastouders) kunnen met voorrang getest worden bij de teststraat van de GGD. Zij kunnen met een voorrangsverklaring contact opnemen met het prioriteitsnummer van de GGD. Meer informatie hierover is beschikbaar via Medewerkers kinderopvang testen op corona | Coronavirus COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Testuitslag:
Negatief: Indien de test negatief is, kan de medewerker/gastouder weer aan het werk met in achtneming van algemene maatregelen.
Positief: Indien de test positief is, moet de medewerker/gastouder ten minste 7 dagen thuisblijven en uitzieken. Als daarna de klachten ook ten minste 24 uur helemaal weg zijn, mag de medewerker/gastouder weer aan het werk. In geval van een positieve besmetting van een gastouder, wordt er dus geen opvang geboden. De gastouder informeert de ouders. In geval van besmetting van een vraagouder of een kind, treden de ‘Thuisblijfregels voor kinderen’ in werking.
Als een personeelslid/gastouder zich zonder klachten laat testen op COVID-19 en positief test, blijft het personeelslid/gastouder in ieder geval tot 5 dagen na testafname in isolatie. Als het personeelslid/gastouder binnen de 5 dagen na testafname klachten krijgt, blijft deze persoon langer in thuisisolatie.
Preventief zelftesten
Voor pedagogisch medewerkers en gastouders die niet immuun zijn geldt het advies om zichzelf preventief te zelftesten op het coronavirus. Door dit regelmatig te doen (2 keer in de week) weten zij eerder of ze besmet zijn. Een positieve zelftestuitslag moet altijd bevestigd worden met een professioneel afgenomen PCR of
Antigeen test bij de GGD. Meer informatie is beschikbaar op de website: Zelftesten en het coronavirus | Coronavirus COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Huisgenoten van een personeelslid/gastouder met een positieve testuitslag of met klachten:
Als iemand in het huishouden van het personeelslid/de gastouder getest is voor COVID-19 en een positieve testuitslag heeft, dan gaat het personeelslid/gastouder in quarantaine.
Personeelsleden/gastouders/en andere huishoudcontacten moeten dan thuis in quarantaine blijven tot en met 10 dagen na het laatste risicocontact met de besmette huisgenoot. Er kan dan géén gastouderopvang worden geboden. Als de huisgenoot positief getest is en strikte zelfisolatie is mogelijk, dan kunnen de huisgenoten als zij zelf geen klachten hebben ontwikkeld zich vanaf de 5e dag na het laatste risicovolle contact met de besmette persoon laten testen. Als de testuitslag negatief is, dan hoeft de quarantaineperiode van 10 dagen niet afgemaakt te worden. De gastouder kan dan weer aan het werk zolang de besmette
persoon in strikte isolatie zit. Het is van belang om ook daarna alert te blijven op klachten en om opnieuw te testen als zich toch klachten ontwikkelen. Niet-immune huisgenoten wordt ook geadviseerd om zich z.s.m. te laten testen.
Als strikte zelfisolatie niet mogelijk is, moeten personeelsleden/gastouders minimaal in quarantaine blijven tot en met 10 dagen nadat de huisgenoot met COVID-19 uit isolatie mag.
Vanaf de 5e dag kan getest worden op COVID-19. Als de testuitslag negatief is, dan hoeft het de quarantaineperiode van 10 dagen niet afgemaakt te worden.
Bij gastouderopvang in eigen huis geldt:
de gastouder mag opvang blijven bieden als er een huisgenoot (vanaf 12 jaar of ouder) verkoudheidsklachten heeft en deze huisgenoot niet in dezelfde ruimte verblijft/aanwezig is als vraagouders en de kinderen die worden opgevangen door de gastouder. Als de eigen kinderen van de gastouder van 0 tot 4 jaar
verkoudheidsklachten hebben, mag de gastouder op reguliere wijze opvang blijven bieden.
Als de eigen kinderen van de gastouder van 4-12 verkoudheidsklachten hebben en nog geen negatieve testuitslag of een huisgenoot (ongeacht welke leeftijd) van de gastouder koorts (38°C of hoger) en/of benauwdheidsklachten heeft, kan er géén opvang worden geboden.
Als een huisgenoot van de gastouder in quarantaine moet omdat uit bron- en contactonderzoek is gebleken dat de huisgenoot in nauw contact (dat wil zeggen minimaal 15 minuten cumulatie (dus allen minuten bij elkaar opgeteld) in 24 uur binnen 1,5 meter afstand) is geweest, kan de opvang doorgang vinden, mits de huisgenoot niet in dezelfde ruimte verblijft/aanwezig is als de vraagouders en de kinderen die worden opgevangen door de gastouder.
Zie voor informatie: Informatiebrief huisgenoten | LCI richtlijnen (rivm.nl)
Risicogroepen:
Personeelsleden/gastouders die in een risicogroep vallen of met gezinsleden die in een risicogroep vallen (risicogroep is conform de RIVM lijst, zie COVID-19 | LCI richtlijnen (rivm.nl)), kunnen niet worden verplicht te werken op de groep. In overleg met de bedrijfsarts/behandelaar kan besloten worden om andere werkzaamheden te doen:
- vanuit huis of
- (elders) op de locatie of
- om op de groep te werken waarbij zoveel als mogelijk wordt gelet op het houden van 1,5 meter afstand tot volwassenen én kinderen en op hygiëne.
Voor iedereen van 70 jaar en ouder geldt het advies om voorzichtig te zijn in contacten met kinderen
tot en met 12 jaar en 1,5m afstand te houden.
Zwangeren:
Personeelsleden/gastouders die zwanger zijn, worden geadviseerd vanaf het laatste trimester (vanaf week 28) alleen werkzaamheden uit te voeren waarbij het lukt om 1,5 meter afstand van anderen te houden, dus ook van kinderen in de leeftijd 0-13 jaar. Werkgever en werknemer maken afspraken over het (vervangende) werk dat de werknemer vanaf 28 weken zwangerschap gaat verrichten. Zo nodig kan hierover overleg plaatsvinden met de bedrijfsarts.
Zie voor meer informatie: Zwangerschap en COVID-19 | RIVM
Reisadvies:
Voor personeelsleden/gastouders die terugkeren uit een verblijf in het buitenland kan aan de hand van de quarantaine reischeck bekeken worden of quarantaine geadviseerd wordt of verplicht is, zie: Quarantaine Reischeck COVID-19 | Rijksoverheid.nl
Gebruik mondneusmasker:
Mondneusmaskers voor alle externen en dus ook voor ouders die de locatie betreden zijn niet verplicht. De houder kan hier een eigen afweging in maken in overleg met de OC. De landelijke mondneusmaskerplicht geldt voor openbare plekken. In zogenaamde besloten plaatsen kan de beheerder, in dit geval de houder van de kinderopvangorganisatie, een eigen afweging maken. De houder bespreekt dit met de oudercommissie.
Personeelsleden/gastouders die kinderen vervoeren in een auto/personenbusje dragen een mondneusmasker.
Bron- en contactonderzoek of CoronaMelder:
Als uit bron- en contactonderzoek of de CoronaMelder app is gebleken dat een personeelslid/gastouder in contact is geweest met een besmette persoon, gaat het personeelslid/gastouder die als niet-immuun wordt beschouwd in quarantaine. Het personeelslid/de gastouder kan zich laten testen op COVID-19 vanaf de 5e dag na het laatste risicovolle contact met de besmette persoon. Ook als het personeelslid/de gastouder geen klachten heeft. Is de uitslag negatief? Dan hoeft de
quarantaineperiode van 10 dagen niet afgemaakt te worden. Het is van belang om ook daarna alert te blijven op klachten en om opnieuw te testen als zich toch klachten ontwikkelen.
Personeelsleden/gastouders die als immuun worden beschouwd worden geadviseerd om alert te zijn op klachten en als klachten zich voordoen om zich te laten testen.